Problemen op het stroomnet? Nederland staat er juist prima voor.

28 oktober 2024

In Nederland gebruiken we steeds meer duurzame en hernieuwbare energie, zoals zon- en windenergie. We zijn goed op weg maar moeten door. Dat is nodig om klimaatdoelen te halen en onze energie-onafhankelijkheid te waarborgen. Ondanks forse investeringen in de uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetten, groeit de vraag naar aansluitcapaciteit sneller dan de netbeheerders kunnen bijbouwen.

Over de knelpunten die hierdoor op het stroomnet kunnen ontstaan is veel te doen in Nederland. Dat speelt op verschillende niveaus.

Wie beheert ons stroomnet?

Allereerst is het de landelijke netbeheerder (TenneT) die verantwoordelijk is voor de balans op het landelijke stroomnet. Onbalans ontstaat wanneer er een verschil ontstaat tussen de daadwerkelijk geproduceerde energie en de gevraagde energie op één specifiek moment. Dit verschil kan ontstaan door onverwachte veranderingen in vraag of onverwachte weeromstandigheden bij duurzame productie (er waait een wolk over het zonnepark).

Dan zijn er de regionale netbeheerders, zoals Stedin of Enexis, die verantwoordelijk zijn voor de goede werking van het regionale stroomnet. Op dat net (of op het ontkoppelpunt met het landelijke net) ontstaat nu de krapte door de versnelde elektrificatie. Dit fenomeen, netcongestie genoemd, veroorzaakt de wachtlijsten voor nieuw te vestigen bedrijven of woonwijken. Of er ontstaan storingen op piekmomenten in door congestie geplaagde wijken.

In beide domeinen is er een toenemende behoefte aan flexibel vermogen: partijen die bereid zijn stroom te produceren of juist af te nemen op momenten dat het stroomnet daar baat bij heeft.

Hoe zit dat?

De landelijke netbeheerder wordt geconfronteerd met een groei in duurzame productie en moet nu en straks toegang hebben tot vervanging, als die productie op momenten wegvalt. Zij heeft als instrument de onbalansmarkt. Daar worden gebruikers of producenten van stroom beloond door op momenten niet of juist wel te gebruiken/produceren.

De regionale netbeheerders zoeken de hulp van nieuwe óf bestaande gebruikers in het netgebied om op piekmomenten in de congestiewijken juist te helpen, door bijvoorbeeld niet te gebruiken of wellicht te produceren. Zij hebben als instrument de regionale congestiemarkt. Die markt is nog niet ontwikkeld voor kleinverbruikers maar zou via hetzelfde principe kunnen werken.

Een actuele zorg die wordt uitgesproken door de regionale netbeheerders is dat gebruikers die op het landelijke net helpen de balans te herstellen met hun acties juist de congestie op het regionale net kunnen verergeren.

Die zorg is terecht.

Wij pleiten voor de ontwikkeling van een visie waar, bij het vinden van een oplossing voor dit knelpunt, juist de unieke situatie waarin Nederland zich bevindt en de unieke mogelijkheden waarover we beschikken, mee te nemen en te omarmen in plaats van af te stoten.

Want hoe snel groeit het flexibel vermogen op ons regionale net?

Nederland heeft 3 miljoen huishoudens met zonnepanelen (de hoogste penetratie ter wereld). We hebben een half miljoen elektrische auto’s rondrijden en er zijn zo’n half miljoen warmtepompen en/of elektrische boilers geïnstalleerd. Met thuisbatterijen zijn we net gestart (nu zo’n 25.000) en die markt groeit snel.

Al die apparatuur is eenvoudig op afstand aan te sturen en dus in te zetten als flexibiliteit. De productie van je zonnepaneel (omvormer) kun je afschakelen. Dat gebeurt nu bij negatieve prijzen maar kan ook op momenten dat het stroomnet het niet aankan. Bij het opladen van de EV kan er simpel rekening gehouden worden met de actuele omstandigheden van het net en kan er prima een paar uur worden uitgesteld. Verwarming (via warmtepomp of elektrische boiler) kun je timen op dalmomenten. En voor de thuisbatterij geldt natuurlijk hetzelfde.

Deze flexibiliteit groeit door investeringen van de consument en wordt voornamelijk ongesubsidieerd gerealiseerd door de markt. Bovendien hoeft voor de inzet van deze apparatuur (vaak) geen verzwaring van actuele of nieuwe aansluiting gerealiseerd te worden. Daarbij zijn er veel partijen die de sturing van deze flexibiliteit willen en kunnen faciliteren. Een ideale ontwikkeling én een unieke situatie.

Bedenk daarbij, al deze middelen kunnen worden ingezet om op het regionale stroomnet te helpen congestie te voorkomen, en nog beter, om in getroffen wijken de congestie zelfs óp te lossen (die mogelijkheid wordt amper besproken).

Voorbeeld: “Door Frank aangestuurde EVs of thuisbatterijen op het regionale net”

Natuurlijk, al deze apparatuur kan ook ingezet worden om de landelijke netbeheerder te helpen het landelijke net te balanceren. Dat is vanuit de verantwoordelijkheid van TenneT maar ook uit maatschappelijk belang wenselijk. Toegang tot deze bron van flexibiliteit is immers nodig om de consequenties van onstuimige groei van duurzame en dus onvoorspelbare productie het hoofd te blijven bieden.

Daarbij is de beloning die de apparaat-eigenaar krijgt voor deze hulp goed voor de business case en terugverdientijd van dat ingezette apparaat. En die beloning is zo ook het vliegwiel voor de verdere vergroening van onze woonomgeving en de gezondheid van onze installatiebranche.

Voorwaarde voor een oplossing blijft dat we harmonie vinden tussen de belangen van onbalans en congestie op het stroomnet.

Hoe zouden we dit kunnen oplossen?

Doordat de congestiemarkt nu nog niet is ontwikkeld voor kleinverbruik, is het voor lokale helpers (consumenten met genoemde apparaten) op dit moment niet mogelijk om congestie te bestrijden. Zij weten niet op welke locaties ze op welke tijdstippen welke kant op moeten sturen. Regionale netbeheerders dienen dat inzicht te krijgen en beschikbaar te stellen. Daarmee leg je de basis. De landelijke congestiemarkt kan als blauwdruk dienen voor de verdere inrichting van de markt. Er is een regulatorisch kader waarbinnen dit opgelost kan worden.

Dan moet ‘voorrang voor congestie’ worden gedefinieerd: vanaf welk moment geldt in welke wijk voorrang voor congestie in plaats van onbalans? Regionale netbeheerders kunnen dat duidelijk maken door voor die wijken bijvoorbeeld capaciteitsbeperkende of capaciteitsleverende (model)contracten op te stellen. De spelregels van zo’n contract kunnen vervolgens, via de partijen die in opdracht van de consument zijn apparaten aansturen, direct worden toegepast in die sturing. Een vergoeding voor die hulp kan via diezelfde route worden uitgekeerd aan de helpende consument.

Zoals eerder gezegd, op deze manier kan congestie niet alleen worden voorkomen maar ook worden opgelost.

Er zijn technische drempels die het vlug operationeel maken van zo’n systeem lastig lijken te maken, bijvoorbeeld: “Hoe meet je de daadwerkelijke capaciteitsbeperkende bijdrage van zo’n consumentenapparaat?”. Maar met praktische en tijdelijke marktafspraken kunnen we daar uitkomen en hoeven we een start niet lang uit te stellen.

Wat zou het inspirerend zijn als we dit complexe vraagstuk, waar wij als één van de eersten in de wereld mee worden geconfronteerd, door innovatiekracht en georganiseerde samenwerking, ook als eerste weten op te lossen.

Kortom, Nederland doet het prima. Laten we aan de slag gaan!

Ik wil ook energie van Frank